Het vetpercentage berekenen
Om vast te stellen of iemand te dik is, wordt vaak gebruik gemaakt van de BMI-waarde. Weliswaar kan de BMI (Body Mass Index) een goede indicatie geven van overgewicht, maar dat is nog niet het hele verhaal. Ook als de BMI-waarde in eerste instantie geen aanleiding tot zorgen geeft, kan er alsnog sprake zijn van een ongezonde situatie. Gewicht zegt namelijk niet alles, het is vooral van belang om te bepalen hoe het gesteld is het met vetpercentage in het lichaam. Ben je te zwaar? Dan zul je vet moeten gaan verbranden met bijvoorbeeld vetverbranders. Maar hoe bepaal je nu eigenlijk precies hoeveel vet je in je lichaam hebt?
Vetten hebben we nodig
Vaak wordt gedacht dat we vetten helemaal moeten vermijden. Dat is echter een misverstand, we hebben vetten in ons lichaam juist nodig. Belangrijk is daarbij echter wel dat het de juiste vetten zijn en lang niet alle voedingsmiddelen bevatten die goede vetten. Gemiddeld heeft een volwassene per dag ongeveer tachtig gram vet nodig. Dat vet verbranden we in ons lichaam, waardoor energie vrijkomt die we nodig hebben om te kunnen functioneren. Los daarvan heeft ons lichaam bepaalde vetzuren nodig die we niet zelf kunnen aanmaken. We moeten dus bepaalde vetten uit voeding halen, bijvoorbeeld uit vette vis of uit noten. De vetten die veelal voorkomen in allerlei snacks zijn doorgaans niet de vetten waar we op zitten te wachten, want die maken ons juist dik omdat ze opgeslagen worden in plaats van verbrand.
Hoe bepaal je het vetpercentage
Er bestaan verschillende methoden voor het berekenen van het vetpercentage in het lichaam. Je kunt dit onder meer doen door metingen op basis van luchtverplaatsing (in een speciale cabine), waterverplaatsing (in een zwembad) of met behulp van röntgenstralen. Al deze methoden hebben met elkaar gemeen dat ze omslachtig en/of duur zijn. Het kan natuurlijk ook simpeler. Een veelgebruikte en relatief eenvoudige manier om het vetpercentage in het lichaam te meten is door het toedienen van kleine elektrische pulsjes. Elektriciteit wordt door spierweefsel beter geleid dan door vetweefsel. Met deze wetenschap is het niet ingewikkeld om het vetpercentage te bepalen op basis van de tijd die de pulsjes erover doen om terug te keren. Men gebruikt hiervoor doorgaans een speciale weegschaal die geschikt is voor elektrodiagnose.
Andere methoden
Het is ook mogelijk om een goede inschatting van het vetpercentage te maken op basis van een huidplooimeting. Hiervoor trek je een huidplooi enigszins van het lichaam af en meet je de dikte ervan met behulp van een huidplooimeter. Het is gebruikelijk om dit op verschillende plekken op het lichaam te doen. Daarna trek je het gemiddelde van de verkregen waarden. Wanneer je genoegen wilt nemen met slechts een schatting van het vetpercentage, kun je ook kiezen voor de rekenformule die in 1984 voor de Amerikaanse marine werd ontwikkeld door de doctoren Hodgdon en Beckett. Hiervoor moet eerst de omtrek van buik en nek gemeten worden, bij vrouwen aanvullend ook die van de heupen. Daarna vul je deze waarden in formule in. Hiervoor bestaan online diverse tools die het allemaal wat gemakkelijker maken.